“De Romeinen kwamen naar Zuid-Spanje ten tijde van de Tweede Punische Oorlog tussen Rome en Carthago in 218 voor Christus als onderdeel van hun campagne om de Fenicische nederzettingen langs de kust te onderwerpen. Gedurende 700 jaar van Romeinse koloniale overheersing bloeide de stad en haar industrie op en in 49 voor Christus kreeg de gemeente (een van de 20 steden in Spanje die toen geëerd werden) de titel Firmium Julium Sexi als erkenning voor de loyaliteit van de stad aan Rome.
Belangrijke bewijzen van de visvangst en -zoutindustrie werden blootgelegd tijdens opgravingen in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw in de uitgestrekte Majuelo Botanische Tuinen. Deze onthulden de grote omvang van de wederopbouw en modernisering van de industrie onder Romeinse invloed. Een deel van het terrein is zorgvuldig bewaard gebleven, wat een idee geeft van de omvang van de industrie. Deze industrie vereiste niet alleen grote hoeveelheden vis en zeezout, die op veel plaatsen langs de kust werden geproduceerd, maar ook een constante aanvoer van zoet water.
Om aan deze vraag te voldoen bouwden de Romeinen in de 1e eeuw na Christus vier mijl waterleiding in de valleien van de Rio Seco en de Rio Verde, waaronder vijf belangrijke aquaducten. Allemaal staan ze nog steeds overeind en vier van hen zijn nog steeds in gebruik na 2000 jaar – aangepast door de Moren in de loop der eeuwen om te voorzien in de behoeften van de gewasirrigatie. De Romeinse watervoorziening diende ook de stad en recente opgravingen in het centrum van de stad hebben het vijfde aquaduct en de Romeinse baden blootgelegd.
De Romeinen waren waarschijnlijk de eersten die het kasteel van Saint Miguel hebben versterkt, hoewel de veelvuldige verbouwingen het grootste deel van de zeer uitgebreide Romeinse vestingwerken hebben weggevaagd. Deze omvatten een brug van het kasteel naar de ‘Peñon del Santo’ met een massieve 100 voet (30 m) hoge boog die tot minstens 1800 bewaard is gebleven.
Net onder het kasteel aan de landzijde bevindt zich de ‘Cueva de Siete Palacios’, wat vertaald wordt als ‘Grot van de Zeven Paleizen’. Het is echter geen grot, maar het grootste overblijfsel van een Romeins paleis dat tot nu toe in Almuñécar is gevonden en dat honderden jaren als ‘sociale huisvesting’ heeft bestaan, totdat de ‘grotbewoners’ in de jaren zeventig van de vorige eeuw opnieuw werden gehuisvest. Pas toen werd de ware oorsprong ervan duidelijk. Het herbergt nu het stadsmuseum.
Andere belangrijke Romeinse overblijfselen in de wijk zijn een Romeinse brug in Cotobro en Romeinse graven op verschillende plaatsen.